Voor filmbranche schadelijk vonnis (stilzwijgende licentie) door juridische deskundigen en filmsector naar prullenbak verwezen.
april 10, 2014
Goed nieuws voor de filmsector! Nederland moet van het Europese Hof van Justitie de auteursrechten op internet veel beter beschermen. Het EU-Hof tikte Nederland afgelopen donderdag stevig op de vingers over het unieke staaltje gedoogbeleid inzake auteursrechten. Per direct is het verboden om nog langer auteursrechtelijk beschermd werk zoals films van internet te downloaden uit illegale bron.
Het oordeel van het EU-Hof sluit goed aan bij de kritiek van de filmindustrie en juridische deskundigen op het vonnis inzake de inbreuk op mijn filmauteursrecht door het Rotterdam Media Fonds (RMF).
In dit artikel alles over deze rechtszaak en het vonnis van de Rotterdamse Rechtbank (erkenning stilzwijgende licentie) dat door juridische deskundigen en de filmindustrie naar de prullenbak wordt verwezen. Zo’n vonnis wordt ook wel een “rechterlijke dwaling” genoemd. En ik vraag me af wat het Europese Hof van Justitie van deze zaak zou vinden.
De Rotterdamse rechtbank erkende dat RMF stilzwijgend een licentie heeft verkregen en daarom de door RMF mede gefinancierde film openbaar mocht maken. Bij meerdere juridische deskundigen riep dit vonnis nogal veel vragen op. Het is immers ongekend in de Nederlandse en internationale filmwereld dat een fonds door het toekennen van een achtergestelde lening voor de realisering van een film, stilzwijgend exploitatierechten van die film zou verkrijgen. Dat is zeer ernstig want zo heeft de auteur / filmproducent niet meer het exclusieve recht om de film te exploiteren en daarmee dus geld te verdienen.
Het is de eerste keer dat een stilzwijgende licentie voor een filmfonds wordt erkend door de Nederlandse rechtbank. Een twijfelachtige primeur op het gebied van filmauteursrecht. In principe is het vonnis van de Rotterdamse Rechtbank schadelijk voor de hele filmbranche. De handelwijze van het Rotterdam Media Fonds: zonder toestemming te vragen of te verkrijgen een gehele film openbaar maken schaadt op ernstige wijze de belangen van de producent, de sales agent, de distributeur en de regisseur.
Prof. Hoogleraar. Mr. Jan Kabel, redactielid van het blad AMI van de Vereniging voor Auteursrecht (VvA) heeft een annotatie bij het vonnis geschreven. Hij uit kritiek en verwijst alle overwegingen van de rechter naar de prullenbak.
Ook Roland Wigman van Versteeg Wigman Sprey Advocaten en schrijver van o.a. het boek ‘Film voor de Rechter’ verbaasde zich over het vonnis en vertelde mij dat het in hoger beroep zeker geen stand zou houden.
Filmproducenten Nederland (FPN) – de belangenvereniging van de Nederlandse filmproducenten noemt het een belangrijke zaak. De FPN: “De uitspraak van de rechter op dit punt volgen wij ook niet, wij zijn het eens met de kritiek van de juridische deskundige.”
Het Filmauteursrecht:
Het auteursrecht is het exclusieve recht van een maker om een werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. Men dient dan ook de auteur of rechthebbende van tevoren toestemming te vragen voor het openbaar maken van het werk. Volgens de Auteurswet is de filmproducent degene die als ‘exploitant’ kan worden aangemerkt. Filmexploitatie heeft als doel geld (terug) te verdienen met de film. Zonder toestemming reproduceren, verkopen, verhuren of uitzenden van de door de filmproducent vervaardigde filmwerken mag niet. Makers en exploitanten lijden schade als het werk tegen veel lagere prijzen of zelfs gratis op het internet wordt weggegeven zoals het geval was bij het Rotterdamse Media Fonds (RMF) van directeur Jacques van Heijningen.
Ernstig machtsmisbruik en intimidatie door Rotterdam Media Fonds:
Het RMF zette mijn korte debuutfilm (13min) integraal, met Engelse ondertiteling, schermvullend en in goede kwaliteit op hun website. Voor iedereen gratis. Dit zonder overleg, zonder toestemming, zonder betaling en zelfs zonder mijn medeweten
(ik ben producent, regisseur en mede financier van de film), de Nederlandse distributeur en de internationale sales agent. Verzoeken om verwijdering door mij en de sales agent werden afgewezen. Maar eerst ontkende Jacques van Heijningen (directeur van het RMF) glashard in een email aan de sales agent dat de film online stond: “Dear, don’t know where you talking about. It’s not on our website”
Toen de sales agent en ik vervolgens protesteerden tegen de exploitatiehandelingen, reageerde de RMF bestuurvoorzitter, mevrouw Anneke van Leeuwen-Gijsberts, dat ik ondankbaar was. Het RMF had mij immers het geld verstrekt voor de realisering van de film.
Ik vond dit gelijk al een hele vreemde uitspraak van deze bestuursvoorzitter. Het RMF verstrekte als economisch fonds achtergestelde leningen aan filmmakers met het doel de Rotterdamse audiovisuele sector te versterken en te vergroten. Deze achtergestelde lening diende te worden terugbetaald bij inkomsten (exploitatie) uit de film. Bovendien had ik ook zelf veel geld in de film geïnvesteerd.
Het RMF wist eigenlijk heel goed dat de openbaarmakingen niet waren toegestaan. Want in de brief van voorzitter mevrouw Anneke van Leeuwen-Gijsberts staat ook: “maar voor het geval u vasthoudt aan uw sommatie aan het RMF om WING van de website van het RMF te verwijderen dan ligt de zaak in juridisch opzicht wel zo, dat het RMF zich bij dat zeer principiële standpunt van u zal hebben neer te leggen.”
Mijn verzoek om de ongewenste openbaarmaking van de film (lees: het gratis weggeven van de film) te staken werd dus door het RMF, een film financiering fonds, gezien als zeer principieel. Terwijl wel in de leningsovereenkomsten met de makers / filmproducenten staat dat de lening dient te worden terugbetaald.
In de erna volgende brieven van directeur Jacques van Heijningen dreigde hij meerdere malen dat, als ik actie zou ondernemen (dus vasthouden aan verwijdering van de film van de website), hij de verstrekte productielening van € 39.500 met onmiddellijke ingang zou terugvorderen. Omdat ik voor mijn rechten opkwam en mijn financiële belang verdedigde? Ik kreeg van het RMF ‘keuzes’ voorgelegd die altijd nadelig voor mij waren. Het RMF uitte dreigementen i.p.v. excuses aan te bieden en een oplossingsgerichte benadering te kiezen. Hij koos niet voor een alternatief zoals het plaatsen van een trailer, filmfragment of film stills.
Mijn advocaat vond dat er sprake was van “een zeer ernstig machtsmisbruik en intimidatie van het RMF”.
Pas na sommatie van een advocaat heeft het RMF uiteindelijk mijn film van hun website gehaald en de opzettelijke inbreuk op mijn auteursrecht gestaakt.
Het fonds uitte nog eens een aantal ernstige dreigementen en probeerde daarna de zaak in de doofpot te stoppen.
Rechtszaak:
Het werd een rechtszaak. Ik verweet het RMF dat hij opzettelijk inbreuk op mijn auteursrecht had gemaakt die schade had veroorzaakt omdat ik inkomsten was misgelopen. RMF vorderde de productielening € 39.500 + rente en proceskosten terug omdat ik hun logo niet overal op geplaatst had en omdat ik het fonds -volgens het RMF- niet geïnformeerd zou hebben over het inschakelen van een sales agent.
In die rechtszaak voerde het Rotterdam Media Fonds plotseling aan, dat er een stilzwijgende licentie was verkregen voor de exploitatie van de film. Omdat RMF verplicht was om promotie voor de film te maken.
“Effectieve promotie” is volgens het RMF (een filmfonds!) alleen mogelijk door gratis de gehele film openbaar te maken, en b.v. niet middels de trailer van de film (!!!).
Het RMF stelde dat hij daarom genoodzaakt was om exploitatiehandelingen te verrichten: het openbaar maken en verveelvoudigen van de gehele film.
Opvallend is, dat het RMF zich nimmer op een verkregen licentie heeft beroepen voorafgaand aan de rechtszaak. De ‘stilzwijgende licentie’ lijkt daarom een juridische truc van de advocaten van het RMF (Bart Lukaszewicz van Houthoff Buruma + Hans Zondag van McDeere).
Deze ‘verplichting tot promotie’ staat overigens niet in de leningsovereenkomst.
Die overeenkomst bevat slechts twee verplichtingen voor het RMF:
1. De verplichting de lening te verstrekken en te betalen (art. 2A en 3);
2. En in goed overleg met de deelnemer (=filmmaker) adviezen te geven en indien nodig inspanningen te leveren voor de nationale en internationale distributie van de film (art. 5A) in het kader van de exploitatie van de film.
De woorden “in goed overleg met” en “indien nodig” zijn in tegenspraak met de handelwijze van het RMF: mijn film openbaar maken zonder overleg, zonder toestemming, zonder betaling en zelfs zonder mijn medeweten (producent, regisseur en mede financier van de film).
De “promotiehandelingen” van het RMF zijn in strijd met het gemeenschappelijk belang om de film zoveel mogelijk geld te laten opbrengen (=te exploiteren). RMF verstrekte achtergestelde renteloze leningen (net zoals andere fondsen) aan filmproducenten en had recht op een deel van de netto opbrengsten. Contractueel werd vastgelegd dat de inkomsten uit de film voor 50% naar RMF en 50% naar de deelnemer (filmproducent) zou gaan. Er was zelfs sprake van een terugbetalingsverplichting bij opbrengsten. Het is dus in het belang van de deelnemer èn van het RMF dat de exploitatie van de film (door de filmmaker of diens sales agent) zoveel mogelijk geld oplevert.
Vreemd is overigens dat het RMF op momenten dat het wel volledig legaal promotie had kunnen bedrijven dit achterwege laat: de e-mails aan het RMF over het succes van de film ‘Wing’ (awards, filmfestivals) werden niet beantwoord of op de website gepubliceerd, terwijl het RMF dat bij andere films en filmmakers wel deed.
Opvallend is ook dat bij andere producenten die tevens bezwaar maakten tegen de openbaarmaking van hun film op de RMF website, een email aan de directeur met het verzoek tot verwijdering van de film voldoende was. Zo schreef Eelko Ferwerda één email aan Jacques van Heijningen en zijn Kort Rotterdams film werd verwijderd. Er werden bij hem ook geen tegenmaatregelen genomen of dwingende (altijd nadelige) keuzes voorgelegd zoals het RMF bij mij deed.
Schikking: Hoger beroep was helaas niet mogelijk.
Het RMF vroeg zelf zijn faillissement aan. De curator las de stukken van de rechtszaak en stelde een schikking voor. Hierbij werd onder andere afgesproken dat na het vonnis/uitspraak partijen zouden afgezien van hoger beroep en dat iedereen zijn eigen proceskosten zou betalen. Ook zag de curator redenen om mij een tegemoetkoming in de schade aan te bieden.
Vonnis:
De rechter van Rotterdam (mevrouw Edna Rutten, specialisatie: Haven & Industrie, en dus geen Intellectueel Eigendom waar het auteursrecht toe behoort) deed uitspraak: beide vorderingen werden afgewezen.
De vordering van het RMF terugbetaling van € 39.500 filmproductiekosten werd afgewezen. Andere filmmakers hoefden namelijk de productielening ook niet terug te betalen als ze een logootje vergeten waren. Dat deed het RMF alleen bij mij. Het RMF was ook hier weer van plan willekeurig te handelen.
Door de schikking met de curator zijn ook de proceskosten van € 37.476,79 voor rekening van het RMF.
De Rotterdamse rechtbank vindt dat RMF stilzwijgend een licentie heeft verkregen en dus exploitatierechten bezat van de door RMF mede gefinancierde film.
Bij deskundigen riep dit vonnis (erkenning van een stilzwijgende licentie) nogal veel vragen op.
Prof. Hoogleraar. Mr. Jan Kabel schreef een annotatie bij het vonnis. Hij stelt o.a.: “Elk argument afzonderlijk is apert ondeugdelijk en het belangrijkste argument strookt niet met de werkelijkheid.“
Hierbij de link naar de volledige annotatie:
http://www.ivir.nl/publicaties/kabel/Annotatie_AMI_2014_1.pdf
Ik heb ook nog enige andere deskundigen gepolst. Zoals distributeur van de film René Wolf (EYE Film Instituut Nederland):
“Het stilzwijgende vind ik absoluut raar! Zeker als niet gedefinieerd is en afgesproken is met de maker hoe lang een dergelijke licentie duurt, of er nog beperkingen aan zitten etc. etc. Ik zou ook niet zo gauw fondsen kunnen noemen waarvoor dat ook geldt.”
Ruud den Drijver (filmproducent en filmmaker):
“Ook bestaat er niet zoiets als een stilzwijgende licentie. Het is de producent die de licenties verleent en dat kan alleen door expliciet schriftelijk overdragen van rechten. Blijkens de reactie is er zoveel mogelijk onduidelijkheid gesticht over de licentie zodat de inbreuk ondersneeuwt. De reactie van de FPN is te slap. De ontstane misvatting is schadelijk voor alle filmmakers in Nederland en vraagt om een veel krachtiger antwoord. De hoogleraar bedoelt het wellicht goed, al is de term Salomonsoordeel er wat ongelukkig bijgehaald. Een eerstejaars ziet op een kilometer afstand dat er sprake is van inbreuk. De gedienstigheid van de professor bevestigt het beeld dat mensen die zelf voor de overheid werken, niet snel kritiek durven leveren op ernstige misstanden.”
Ideële Stichting i.p.v Economische stimuleringsfonds:
Het Rotterdam Media Fonds werd in het leven geroepen door de gemeente Rotterdam en was een economische stimuleringsfonds voor de audiovisuele industrie in de regio Rotterdam. Het Fonds verstrekte achtergestelde leningen aan Rotterdamse producenten op voorwaarde dat minimaal twee keer het geleende bedrag terecht zou komen in de Rotterdamse creatieve economie. Daarnaast maakte hij dus aanspraak op inkomsten uit exploitatie.
Echter in de rechtszaak deed RMF zich opeens voor als een maatschappelijke en ideële Stichting. RMF schreef in de conclusie van repliek in reconventie:
“het RMF kent een maatschappelijke en ideële doelstelling: het belangeloos stimuleren van de mediabedrijvigheid in Rotterdam”
“Als stichting heeft het RMF een ideële doelstelling, het beoogt op geen enkele manier winst te behalen”.
Het RMF leidde de rechter om de tuin door te doen voorkomen dat hij een ideële private stichting i.p.v. een economisch film fonds was. RMF deed tevens voorkomen dat het verstrekken van productieleningen een charitatieve daad was, waarvoor de deelnemer slechts een deemoedig dank je wel past. Dit is onjuist. De deelnemer werd verplicht de film te exploiteren en de opbrengst van de film aan te wenden tot terugbetaling van de lening.
Tot slot:
Nog steeds begrijp ik niet waarom het Rotterdam Film Fund niet gewoon contact heeft opgenomen met de rechthebbenden (makers, producenten) van de films om toestemming te regelen. En zo de mogelijkheden te onderzoeken tot openbaarmaking van de films die hij op zijn website wilde zetten. Dat was niet alleen verstandig geweest maar ook wel zo netjes.
De advocatenkosten die RMF heeft uitgegeven (aan drie advocaten!!!) bedragen veel meer dan de subsidie (=achtergestelde lening) waarmee de gehele film is gemaakt.
Dat geld is dus niet uitgegeven volgens een van de belangrijkste doelstellingen van het RMF: het stimuleren van jonge filmmakers.
Bij RMF directeur Jacques van Heijningen en voorzitter Anneke van Leeuwen-Gijsberts ging het helemaal niet om de filmmakers. Het lijkt er op dat ze er slechts op uit waren om hun reputatie hoog te houden en hun onkunde te verdoezelen.
Dit handelen uit eigenbelang veroorzaakte een dwaas vonnis dat de hele filmbranche schade toebrengt. Bovendien heeft het Rotterdam Media Fonds hier op ernstige wijze de belangen van de producent, de sales agent, de distributeur en de regisseur geschaad.
Het Rotterdamse film fonds probeerde er alles aan te doen om de zaak in de doofpot te stoppen, bijvoorbeeld door het aanbieden van een schikking met een “zwijg-contract”. Ik kon hier niet mee akkoord gegaan.
Filmfinanciers die het auteursrecht van filmmakers niet respecteren behoren natuurlijk op geen enkele manier meer een rol te spelen in de Nederlandse Filmindustrie!
Note:
Alle geciteerde partijen hebben toestemming gegeven voor publicatie van dit artikel zoals EYE Film Instituut, Versteeg Wigman Sprey Advocaten, Filmproducenten Nederland (FPN).
http://www.ivir.nl/publicaties/kabel/Annotatie_AMI_2014_1.pdf